Verdwaald
Verdwaald
Ik ben een hopeloos geval.
Tenminste als het gaat om mijn gevoel voor richting. Ik kan me niet anders herinneren dan dat ik structureel de verkeerde kant op ga. Zo moesten vriendinnen mij als puber tijdens het winkelen altijd aan mijn mouw trekken, omdat ik rustig als ik de winkel uitliep weer terug ging naar het begin van de winkelstraat. Volledig overtuigd overigens dat ik de goede kant op liep.
Als nieuwe student in Utrecht heb ik de hoofdstraat meerdere keren op en neer gefietst. Waar ik ook vandaan kwam, terug op de hoofdstraat wist ik niet welke kant ik op moest fietsen voor mijn kamer. Dus gokte ik en moest ik natuurlijk de helft van de keren de hele straat weer terug fietsen. Nog leuker was de eerste keer dat ik naar het studentenhuis van mijn vriendje moest fietsen. Ik deed er twee keer zo lang over, omdat ik alsmaar moest stoppen om de kaart open te vouwen en te zoeken waar ik nu weer in vredesnaam was.
Ja, je leest het goed. De kaart openvouwen. Weet je het nog? Stilstaan op de stoep, om je heen kijken naar straatnaambordjes, de kaart een paar keer omdraaien en dan maar hopen dat je de goede kant op gaat. Vroeger... En okay, eerlijk is eerlijk, het duurde natuurlijk vooral zo lang door mijn hopeloze richtingsgevoel.
Goed, het moge duidelijk zijn. Ik verdwaal nog wel eens. Het grootste nadeel: je bent soms wat langer bezig. Het grootste voordeel: ik verdwaal vaak, maar voel me daar eigenlijk nooit vervelend over. Behalve dan misschien die ene keer toen ik in Australië het pad was kwijtgeraakt….(zie mijn verhaal over die hopeloze missie). Die ene keer heb ik me wel even wanhopig gevoeld, maar daarna is dat nooit meer voorgekomen. Zelfs niet in de meest bizarre situaties, zoals die andere keer in Guatemala.
Ik was 23 jaar en zat voor mijn bacheloronderzoek in Quetzaltenango. Samen met een studiegenootje was ik ingedeeld bij een gastgezin in deze stad, waar we een maand zouden verblijven om ons Spaans te verbeteren. So far, so good. We waren opgehaald bij de taalschool en samen met het gezin naar hun woning gereden. Voor de meeste mensen het moment om op te letten waar je heen gaat en voor mij het moment om dat dus totaal niet te doen.
Het was een zondagavond en meteen de enige avond van de week dat het gastgezin niet voor ons zou koken en wij dus zelf in de stad wat moesten eten. Alleen maar leuk eigenlijk, dus vrolijk gingen Anita en ik op stap. We aten heerlijk bij een van de lokale restaurants en liepen rond 22.00 uur terug naar ons logeeradres. Alleen…. Welke kant moesten we nu eigenlijk op? Ik had geen idee. De terugweg is voor mij sowieso altijd een compleet andere wereld, het was inmiddels pikkedonder en Anita bleek al even hopeloos als ik.
Nog steeds positief kozen we een kant die het beste voelde en sloegen een paar keer rechts en een paar keer links. In eerste instantie ging dat prima, maar eenmaal in de buitenwijk begonnen er overal honden te blaffen en begonnen wij ons toch een beetje onzeker te voelen. Gingen we wel echt de goede kant op? En hoe zag die voordeur er ook alweer uit? Hoe was de auto gereden?
In ons gebrekkige Spaans spraken we de eerste de beste man aan die we tegenkwamen. “We moeten naar de derde straat, waar is die?”. “In welk district?”, bleef hij maar vragen. Het duurde even voordat de pijnlijke waarheid tot ons doordrong. De straatnamen waren in elke wijk hetzelfde, dus je moest ook nog weten in welke wijk je zat. Kut…. Hoe gingen we in vredesnaam bij ons gezin aankomen?
Natuurlijk waren Anita en ik niet alleen zusters in ons gebrek aan richtingsgevoel, maar waren we beide ook vergeten het telefoonnummer van de gastvrouw mee te nemen. We liepen terug naar het centrum en vroegen ons ernstig af hoe we dit gingen oplossen. Het was precies dat moment dat ik ervaarde hoe fijn het is als je gewend bent om verdwaald te zijn. Ik stond midden in een stad die ik niet kende, in het pikdonker en had geen idee hoe ik naar mijn bed moest komen en ik voelde me eh… best prima.
In een helder moment bedacht ik me dat ik weliswaar niet het telefoonnummer van de gastvrouw had, maar wel dat van een Nederlandse inwoner die ons noodcontact was. Dit leek me een mooie noodsituatie. We moesten wel eerst nog een telefooncel vinden, want onze Nederlandse telefoons werkten daar niet. In de lokale super, die gelukkig de hele nacht open was, kochten we een kaart. Bij de telefooncel aangekomen belden we, buigend over de daar slapende zwerver heen, rond middernacht het noodnummer.
De familie werd uit hun bed gebeld, kwam ons halen en drukte ons op het hart voortaan beter op te letten. Eind goed, al goed. Een mooi avontuur was het en ik heb me nog nooit zo relaxed gevoeld in een toch vrij hopeloze situatie. Dat was ook eigenlijk het hele punt van dit enorme verhaal. Dat ik weliswaar een hopeloos geval ben, maar dat het voordeel daarvoor is dat je altijd kalm blijft als je verdwaalt. Met bovenstaande anekdote als briljant voorbeeld.
Alleen begint heel langzaam een andere waarheid tot me door te dringen: als geen hopeloos richtingsgevoel had, was ik überhaupt nooit in die situatie terecht gekomen….
Photo by Hiep Duong on Unsplash