Zo’n dag

Zo’n dag

Vandaag was het zo’n dag. Je kent ze wel. Zo’n dag waar het allemaal net niet helemaal gaat zoals jezelf bedacht had. Het begon eigenlijk gisteren al, eigenlijk wel. Maar goed, eigenlijk telt niet. Dus het was vandaag, zo’n dag. Het begon al om kwart over zes. Mijn zoon komt de slaapkamer inlopen. “Mama, mag ik al opstaan. Ik kan echt niet meer slapen.” De afspraak is dat hij tot half zeven (of was het zeven uur?) in bed moet blijven liggen. Anyways, niet om kwart over zes opstaan dus.

Ik blijf onwaarschijnlijk rustig.”Nee schat. Je mag nog niet opstaan. Ga maar weer naar bed.” Ik ben nog net slaperig genoeg dat ik me weer kan omdraaien en verder slapen. Tot hij, misschien tien minuten later opnieuw aan mijn bed staat. Zucht. “Mama, mag ik dan douchen?” “Huh?” “Ja douchen. Weet je wel, dat moest ik eigenlijk gisteren doen.” Daar heb je hem weer. Eigenlijk gisteren… “Okay, ga maar douchen. Wat maakt het mij eigenlijk ook uit.”

De wekker van zeven uur heb ik eigenlijk niet meer nodig, want ik was al wakker. Maar goed. Nu moet ik er dan toch ook echt nog uit. Ik heb namelijk om half negen een sportles geboekt en me gisteravond laat bedacht dat ik de insignes nog op Alex zijn scoutingblouse moet naaien. Ik was overigens toen ook overdag gewoon compleet vergeten dat ik een yogales had geboekt. Gewoon geen seconde bij stilgestaan. Vergeten. Ja, gisteren was eigenlijk toch ook echt zo’n rotdag.

Even later zit ik aan de ontbijttafel en probeer me te focussen op de naaiklus en tegelijkertijd een liter koffie te drinken. Ik hoop dat het zwarte goud mijn dag op magische wijze kan omtoveren. Mijn kinderen hebben echter geen boodschap aan deze wanhopige poging en hebben op deze bewuste dag besloten dat ze het beste zo’n beetje bovenop me kunnen zitten. Eentje links en eentje rechts. Ze kijken naar mijn naaiwerk en geven omstebeurt commentaar.

Daar blijft het natuurlijk niet bij, want ook zij hebben geroken wat voor dag het is. Net als ik de tweede insigne erop heb zitten en ik eigenlijk de deur uit wil lopen besluiten jut en jul dat dit het beste moment is om knallende ruzie te gaan maken. De een komt gefrustreerd verhaal bij me halen, terwijl de ander met dikke tranen naar haar kamer rent. Manlief ligt nog lekker in zijn bed, dus ik neem toch maar even de tijd om kind A uit te leggen wat er mis ging en kind B snel nog even een knuffel te geven voordat ik vertrek.

Ik grijp mijn sportspullen en sprint naar de auto. “Ik kan het nog net halen, paar minuutjes te laat misschien.” Ik zet de auto aan en “piep, piep, piep”. “Oh ja, kut! de benzine.” Ik heb een lege tank. Vergeten. Natuurlijk, dat kan er ook nog wel bij. Ik geef het nog niet op. “Hoe druk kan het zijn op de weg zo vroeg in de ochtend, ik haal het nog.” Net iets te hard rijd ik door de wijk om zo snel mogelijk bij het tankstation te komen.

Ik parkeer naast de tank, doe de auto uit en grijp naar mijn telefoon om te betalen. “NEEEEEEEEE! Nee, nee, nee.” Geen telefoon, nergens te bekennen. Geen pinpas, die heb ik nooit meer bij me. En nu dus geen telefoon. Ik spreek mezelf streng toe en check nog een keer heel goed mijn sporttas en jas op mijn telefoon. Nee, echt niet. Fuck. Ik moet het opgeven. Ik start de auto weer en rij, rustig dit keer, terug naar huis.

“Hey mam, ben je alweer terug van het sporten?” Oh die schatten, nul besef van tijd. “Nee, ik moest tanken en ik had mijn telefoon niet bij me. Waar heb ik die toch gelaten. Ik weet toch zeker dat ik hem had meegepakt. Waar heb ik hem dan laten liggen?” Ik tik op mijn horloge en drukt op het telefoonsymbooltje. Dan gaat er namelijk een hard piepgeluid op mijn telefoon af. Ik weet niet zeker of ik hoop dat hij hier ergens ligt of toch in de auto en ik dus een fout heb gemaakt.

Ik hoor het piepje achter me af gaan. Ik draai me om, maar zie de telefoon niet direct liggen. Waar is dat rotding? “Mam”, klinkt er voorzichtig achter me: “hij zit in je kontzak…..”

In mijn kontzak…. Zo’n dag…. Ik probeer te lachen naar de kinderen, maar voel me helemaal niet zo vrolijk. Ik besluit te doen wat ik eigenlijk gisteren al had moeten doen. Ik geef me over aan de dag, blijkbaar is het gewoon zo’n dag. Ik loop richting de trap en roep nog even achterom naar de kinderen: “Ik ga uithuilen bij papa.” Terwijl ik langzaam naar boven loop hoor ik nog net kind B tegen kind A zeggen: “Denk je dat ze heus bij papa gaat huilen?”

Ik luister al niet meer. Ik kruip boven onder de deken en vertel luid snikkend wat voor dag het is… Zo’n dag...

Previous
Previous

Until, until, until

Next
Next

Zorgen