Reddingsmissie

martyna-bober-K13xtKR-d4o-unsplash.jpg

Reddingsmissie

Ik glij in razende vaart langs de helling naar beneden. “Oh kut, oh nee, NEE!” Ik graai om me heen en probeer met alle macht iets vast te grijpen. Net op tijd weet ik mijn armen om de boomstam van een klein boompje te slaan en ik kom eindelijk tot stilstand. Ik durf niet naar beneden te kijken, hou me met al mijn kracht vast aan het boomstammetje en voel de paniek omslaan in een verlammende angst.

Wat ben ik ook een onwijze dombo. Ik had natuurlijk al een uur geleden moeten omkeren. Maar nee, wat deed ik? Gewoon doorlopen. Dit was toch echt de beschrijving van deze wandeling, dus ik negeerde al mijn impulsen en liep stug door. En nu lig ik hier, halverwege een helling en heb ik geen flauw idee hoe ik me uit deze bizarre situatie ga redden.

Vanochtend was ik vol goede moed vertrokken. Samen met twee huisgenoten was ik op vakantie in de Blue Mountains en waar zij het geijkte toeristische pad wilde lopen, had ik eigenwijs plannen gemaakt voor deze unieke, drie uur durende wandeling, met spectaculaire uitzichten. We hadden vanaf het hostel de trein gepakt en elkaar vervolgens vrolijk gedag gezwaaid. Ik ging rechts en zij liepen met de massa mee naar links. 

Ik was 19 jaar, studeerde voor een jaar in Melbourne, Australië en dacht vol jeugdige moed dat ik de hele wereld aan kon. Een wandeling van drie uur in mijn eentje was dus geen enkel probleem. “Wat kon daar nu mis gaan?”, dacht ik….

Ik genoot van de wandeling. Zo lekker in mijn eentje had mijn fantasie alle ruimte en ik was heerlijk aan het dagdromen. De wandeling begon zonnig, maar al snel betrok de lucht en een dikke mist daalde neer op de vallei naast mijn wandelpad. Daar gingen mijn spectaculaire uitzichten… Ik liet mij echter niet kisten, als je A zegt moet je ook B zeggen en ik zou ze allemaal bewijzen dat ik dit prima alleen kon. Ik had heus die bezorgde blikken wel gezien, toen ik vanmorgen zei dat ik in mijn eentje zou gaan.

Ik liep lekker door en checkte netjes elke keer op de kaart of ik nog goed ging. Ik was al ruim een uur onderweg toen ik bij een splitsing kwam waar ik volgens de kaart, of tenminste mijn interpretatie daarvan, naar rechts moest. Rechts was echter alleen water, met een aantal enorme rotsblokken erin. Wellicht was hier ooit een pad geweest en was er een verschuiving geweest. Of ik kon gewoon niet kaartlezen. Dat laatste was mijn eigen conclusie toen ik aan de overkant van het water de vage contouren van een pad zag. “Aha, daar moet ik natuurlijk zijn.”

Nu ik het zo opschrijf moet ik zeggen dat mijn 19-jarige zelf een bijzonder talent had voor het negeren van de toch overduidelijke tekenen die het universum op mijn pad gooide: de bezorgde blikken van het meisje achter de balie, de dalende mist en nu rotsblokken die me de weg letterlijk versperren. Het deerde me allemaal niets. Ik haalde mijn schouders op, negeerde het knagende onderbuik gevoel en begon opgewekt het vage pad te volgen.

En vaag dat dat pad was! Hier werd duidelijk weinig gelopen en waar ik eerder nog zo af en toe andere wandelaars tegenkwam, had ik nu al een tijd niemand meer gezien. Ik ploeterde ondertussen op mijn sandalen door een lang stuk pad vol modder, duwde takken opzij en moest me steeds meer focussen om überhaupt nog een pad te onderscheiden. Totdat eindelijk dat moment kwam dat ook ik de signalen niet meer kon negeren. Ik zag nu echt geen pad meer en had geen idee waar ik op de kaart zou kunnen zijn. Ik besloot zuchtend dat ik toch maar moest omkeren en de inmiddels ruim twee uur dan maar terug moest lopen. 

Ik draaide me gelaten om en kreeg de schrik van mijn leven. “Waar was het pad? Waar de fuck was het pad gebleven?” Ik had werkelijk geen flauw benul waar ik vandaan was gekomen en hoe ik weer terug moest komen. “Nee, nee, nee!” Ik draaide in een soort blinde paniek rondjes om mijn as en probeerde mijn tranen te bedwingen. “Niet nu gaan huilen, niet huilen, blijf rustig!” Ik weet niet hoe het precies gebeurde, maar op dat moment stapte ik verkeerd, viel en gleed in een rotvaart naar beneden!

En nu hang ik dus halverwege een helling, ergens in het bos van de Blue Mountains en heb echt geen flauw benul wat ik moet doen. De angst zakt een beetje en ik krabbel een stukje omhoog, zodat ik op de helling kan gaan zitten. Ik pak mijn mobiel uit mijn tas en zie dat ik nog maar één streepje batterij heb. Het is het eerste mobieltje wat ik ooit heb gehad, zo eentje zonder nou ja, zonder alles eigenlijk en ik vergeet elke keer dat ik hem moet opladen. Bellen gaat niet meer lukken en mijn bereik is hier sowieso belabberd. Ik typ een berichtje naar mijn vrienden: “Help, I am lost and my phone is almost dead.”

Ik zwaai met de telefoon heen en weer totdat hij voldoende signaal oppakt en het berichtje verstuurd. Daarna valt de batterij uit en ben ik echt helemaal alleen, verdwaald en heel zielig. “Ok, ze weten nu in ieder geval dat ik ben verdwaald”, denk ik gelaten. “Dan zullen ze wel een zoekteam gaan sturen.” Mijn fantasie is nog steeds behoorlijk op dreef, want ik stel me voor hoe de helikopters over de bergen zullen vliegen op zoek naar de verdwaalde, hongerige studente die in haar eentje ging wandelen. 

Ik besef me dat dit dramatische scenario waarschijnlijk pas de volgende ochtend zal plaatsvinden, aangezien de zon steeds lager aan de hemel staat. Ik zucht diep en probeer me voor te bereiden op een angstaanjagende nacht in de Australische bergen. “Wat voor wilde dieren leven hier eigenlijk?” 

Met dit doemscenario helder voor ogen, besluit ik dat ik het de reddingswerkers dan op zijn minst makkelijk moet maken. Door alle bomen heen zullen ze me nooit zien zitten. Ik moet hogerop komen en een goede plek vinden waar ik morgenochtend de touwladder op kan klimmen (Ja, ik kijk allerlei heldhaftige series, dus ik weet precies hoe de reddingsmissie zal gaan plaatsvinden als ik tenminste niet eerst wordt opgegeten door wat hier dan ook leeft).

Ik kijk om me heen en spot schuin achter me, een vijftal meter aan mijn rechterhand, een rotsblok. “Dat moet lukken. Ik kan daar heen klimmen.” Ik verzamel al mijn moed en klim, me al vastklemmend aan alles wat uitsteekt, naar boven om op het rotsblok te komen. Het lukt en ik voel me enigszins opgelucht. Net als ik mijn rugtas openmaak om te beslissen hoe ik mijn cracker rantsoen over de nacht zal verdelen, zie ik in de verte iets dat op…. Ja ,dat op een pad lijkt. “Ik heb het pad weer teruggevonden!”

Ik heb me nog nooit in mijn leven zo opgelucht gevoeld. Ik loop zo snel als ik kan terug naar het pad en begin in een moordend tempo aan de twee uur durende terugweg. Ik schaam me een beetje voor het bericht dat ik mijn vrienden heb gestuurd en ben bang dat ik onderweg de reddingsbrigade zal tegenkomen. Twee uur later sta ik weer op het station en zie ik daar bij het koffietentje mijn vrienden staan. Ze lachen naar me en vragen hoe mijn wandeling was. 

Ze kijken me een beetje vreemd aan als ik in huilen uitbarst. “Hadden ze dan mijn bericht niet gelezen? Ik was bijna dood geweest!” Verbaasd halen ze hun mobiel uit de tas. Ze blijken net als ik vergeten te zijn hun batterij op te laden... Geen reddingsbrigade, geen paniek om mijn afwezigheid en geen greintje zorgen over dat ik zo lang weg was. Ik overweeg of ik nu heel boos moet worden, maar als we elkaar aankijken barsten we alledrie in lachen uit. 

Wat een dag: geen uitzichten, geen volbrachte wandeling, maar ik heb wel mooi bewezen dat ik mezelf prima uit een benarde situatie kan redden! Dat ik mezelf ook in die precaire situatie heb gebracht in mijn jeugdige zelf natuurlijk allang weer vergeten. 



Photo by Martyna Bober on Unsplash

Previous
Previous

Verhaaltje voor het slapengaan

Next
Next

Just play